U hebt zojuist een deur geopend met de sleutel van uw eigen verbeelding. Al vijf mensen hebben u begroet onderweg naar het toilet. Achter u worden gekleurde vagina’s gepunnikt (dat is destigmatiserend). Even verderop kronkelen ernstig loerende mensen in zwarte hemden om elkaar heen (ze onderzoeken de betekenis van een ontmoeting). De theatergroep is opgedeeld in paren die zichzelf ingewikkeld hebben in plastic zeilen om de liefdesmythe van Aristofanes uit te beelden. In de verte klinkt een akoestische cover van Killing in the Name Of. U bevindt zich op Buitenkunst. Wat hier gebeurt mag niet gefilmd worden, maar hopelijk wel licht prozaïsch worden gedocumenteerd.
Ik spreek hier over Buitenkunst Drenthe, slechts één van de projecten van de overkoepelende stichting buitenkunst. Ik bezocht de vijfde van zeven weken aan programma’s voor de tweede maal op rij, met de intentie om volgende jaar wederom te gaan (en mogelijk zelfs twee weken op rij).
Een week buitenkunst betekent een week lang creatieve workshops volgen in de disciplines van beeldende kunst, muziek, dans, theater en schrijven. Iedere avond presenteren de docenten (meer dan vijfentwintig in aantal) hun programma voor de volgende dag, en die ochtend sluit je je aan bij de docent die je het meeste aanspreekt. De meeste workshops zijn uiterst specifiek. Ik zal degenen die ik heb bijgewoonde de revue laten passeren:
-Schrijven: Schrijven als een poëet (okay, slecht voorbeeld).
-Dans: Dance like David Byrne
-Beeldende Kunst: Een kartonnen abstracte vorm maken en vervolgens naschilderen.
-Muziek: Vreemde Vogels, van 100% mens naar 100% vogel in één dag (nauwelijks een muziekworkshop te noemen, en met kostuums gemaakt door de beeldend groep).
-Muziek: “No Bullshit” van de band “Sault”.
-Theater: Rage & Release (werken met woede opwekken, uitdrukken en stilleren).
Vaak is de vorm van een workshop een vrij algemene techniek die wordt geleerd, wat specifiek wordt gemaakt met een (vaak ietwat komische) twist. Deze afbakening zorgt voor een duidelijke voedbodem van inspiratie, en zorgt er (idealiter) voor dat cursisten niet te veel hun eigen bagage naar de workshop nemen.
Specifiek aan de Drenthe variant aan buitenkunst is hun streven om het evenement zo analoog en akoestisch mogelijk te maken. Oftewel, zo min mogelijk elektronica. Dat betekent onder meer dat zodra de zon onder gaat, het terrein daadwerkelijk pikkedonker is. Alle ingestudeerde nummers voor koren van de muziekworkshops zijn ook iedere dag op zoek naar muzikanten die een hele dag lang niets anders willen doen dan (bijvoorbeeld) Oasis’ Don’t Look Back in Anger willen spelen. De grote evenementtenten -die de meeste workshops huizen- worden verlicht met olielampen en sobere kroonluchters gevuld met brandende kaarsen. En bovenal: Geen microfoons en geluidsversterkers. Alle presentaties vragen een grote, daadkrachtige stem die het ruizen van de wind door bladeren of het klateren van regenval op tentzeil kunnen overstemmen1.
Een volledig analoge aangelegenheid is echter geen reële optie. Verlichte toiletgebouwen met warm stromend water zijn een welkome uitzondering. Ook dragen enkele theater- en danscoaches JBL-speakers aan de schouder om hun cursussen van de benodigde muziek te voorzien.
En hoewel 99% van de bezoekers toch wel een mobiel op zak heeft, kent buitenkunst tevens mijn favoriete regel: Een verbod op filmen en fotografie. Uiteraard mag je een foto nemen van je zelf gemaakte schilderij en met toestemming van alle betrokken partijen wordt er hier en daar wel eens een generale repetitie opgenomen. Maar doorgaans blijf je er met je tengels van af, en dat is heerlijk.
Menig workshop kan immers soms om absurde, komische en kwetsbare performances vragen. Daarbij is buitenkunst voor veel participanten hun eerste duik in een artistiek medium. Tel daarbij op dat iedere workshop niet langer dan een dag kent om een optreden in te studeren, en het wordt duidelijk waarom het wel eens fijn kan zijn dat niet iedere expressie de kans heeft om ergens op het internet te belanden. Smartphones zijn een soort draagbaar panopticum: De kennis dat je gefilmd kan worden zorgt ervoor dat je jezelf van buiten gaat bekijken. Opgaan in of overgave aan een spontane impuls wordt onmogelijk. En zonder dit element zou buitenkunst ontbreken in al die speelse, humoristische en eigenzinnige momenten die het zo’n bijzondere belevenis maken.
Nee ik ben nog niet klaar. FUCK telefoons man. Een lafhartige-breinrottende-polarisatiemachine die we allemaal op zak hebben 24/7. Als jij zo’n zak hooi bent die iedere uitbundige dansmove moet gaan staan filmen in de kroeg weet dan dat ik je persoonlijk immens veracht. Hou op met twintig minuten lang een concert filmen alsof ook maar iemand jouw kutkwaliteit beeldmateriaal ooit gaat terugkijken. Doe eens een dansmove zonder dat je van tevoren weet hoe mensen er op gaan reageren. En ik hoor liever tien slechte zelfverzonnen woordgrappen uit je mond dan dat je hinnikend een over andere voorverpakte meme aan het herkauwen bent.
Okay genoeg oudemannenrants over telefoons. Nu een oudemannenrant over hippies. Want materieel en organisatorisch heb ik een indruk gegeven van buitenkunst, maar geen beschrijving is compleet zonder de cultuur die er hangt. Buitenkunst is immers geboren in 1970, een kind van de jaren zestig. Ik kan niet spreken of de hippies van toen hetzelfde zijn dan van nu, maar het woord ‘Hippie’ is wel het meeste nauwkeurig. Althans, het is het woord dat de verwarde Drentse dorpsmensen gebruiken als de meute buitenkunstenaars het bos uit komt gebanjerd bij het plaatselijk meer (“Theater? Oh, niks voor mèn!”).
Natuurliefhebbers. Vegetariërs. Progressievelingen. Handpannen. Yoga. Slacklines. Blote voeten. Gekleurde, waaierige broeken met oosterse symbolen. Witte mensen met dreadlocks. Iedere klank van Hey Mr. Tambourine man belten. Applaudisseren voor seksuele ontboezemingen. Een spirituele potpourri van alles behalve het christendom. En wil je met iemand in de slaapzak wil kruipen, dan noem je ze niet aantrekkelijk, maar je voelt een bijzondere connectie.
Je kunt er wat van vinden. Ik zal vast niet de enige zijn die op zijn minst een ambivalente relatie heeft tot deze culturele subgroep. Sommige aspecten spreken mij meer aan dan de anderen. Maar het is iets wat je moet weten als je overweegt om er zelf naartoe te gaan en daar je vrede mee te kunnen sluiten (en als dat helemaal je ding is: Go nuts.). En ik zal ook niet de voordelen ontkennen van deze subcultuur ter gunste van buitenkunst als evenement. Die soort new age hippies houden vredelievendheid en tolerantie in een hoog vaandel, dus je kan er op rekenen dat flaters niet voor gek worden gezet en dat van onzekerheid geen prooidier wordt gemaakt.
Tevens doet het label ook zeker tekort. Allereerst omdat de ware stille gemene deler is dat buitenkunstgangers vaak hoogopgeleide stedelingen zijn (met name uit Amsterdam). Daarbij zijn er andere subgroepen te onderscheiden zijn met een prominente aanwezigheid op het terrein (vrede is gesloten met onder andere Alto’s, Queers en theatertypjes). Maar bovenal: Deze sfeer op het terrein is bevorderlijk voor de bloei van talloze individuele excentriciteiten waar dit soort sociale categorisering alleen maar reductionistisch op kan werken.
Teruggetrokken in het bos zonder camera’s durven veel mensen zich uit te drukken op manieren waar ze waarschijnlijk normaal voor schromen. Er hangt een luchtige sfeer. Onderling contact is laagdrempeling. Men begroet elkaar in het passeren. Een terloopse opmerking naar iemand een je zijde mondt uit in een gesprek van een half uur. Je buren lenen haast liever spullen uit dan dat ze deze ontvangen. Bij het kampvuur in de avond word je groep benaderd door vreemden op zoek naar een spel of lied om bij aan te sluiten.
In onze cultuur is er vaak een afstand merkbaar tussen kunst en de mens. Je bent namelijk of een praktiserend kunstenaar die er diens brood aan verdient2, of je bent dat niet. Je kan het of je kan het niet. Maar de impliciete aanname dat kunst geroemd moet worden om geldig te zijn sluit in mijn optiek een hele hoop deuren voor veel mensen. Mensen kunnen de kunstenaar niet in zichzelf niet leren kennen, en de prestatiedruk dat je werk de hoofden jouw kant op moet kunnen laten draaien blokkeert voor velen de lol die men er aan kan beleven.
Op buitenkunst valt die druk weg. Tja, je zult altijd er altijd een paar tussen hebben zitten die graag hun staaltje willen flexen naar de rest3, maar doorgaans staat de lol/experimentering/catharsis van het huidige kunstproject voorop. Mensen zijn hier voor het werk zelf. Al die amateuracteurs, karaoke-zangers, dungeon masters, fanfaremuziekanten, kampvuurgitaristen, breiers, punnikers en buienlui. Een muizige vrouw doet de perfecte David Byrne knie-shuffle. Een meid van zeventien leert je toon houden in de hoge zangpartij. Een kale vijftiger heeft een idee voor de choreografie van het naderende optreden. Steek de weg over met een acrobatisch kunstje. Denk aan de plating van je maaltijd vanavond. Laten we vanavond bij het kampvuur als verassing nóg een keer het nummer doen.
Niet alleen de workshops, maar alles er omheen is een kans voor een performance. Een potje ‘Weerwolven van Wakkerdam’ verandert in een hoorspel doorspekt van decoratieve flavourtext. Met zeil, touw en spanbanden is spontaan een klimrek tussen de bomen geknoopt. Het ene moment zit je met een wijntje aan het vuur, het andere moment word je op de bonnefooi meegenomen in iemands uit de hand gelopen grap en worden willekeurige mensen aan elkaar getrouwd onder een van takken gevlochten prieel.
Je werkt of repeteert een dag aan je project in een workshop, in de avond treed je op of exposeer je…4 en dan is het klaar. Negen van de tien kunstwerkjes verdwijnen in de kliko, dansers maken nog één diepe buiging en het gezang sterft af in de wind van het bos.
De buitenkunst bubbel barst. Ze was gevuld, bewonderd, en daarmee is het klaar. Ik laat je achter met wat woorden van de grote bard die mijn gevoelens van thuiskomst beter kunnen vertolken dan ikzelf, en tevens een advies voor mocht je besluiten te gaan.
“Heeft dit spel u niet bevallen,
Denk dan: ‘k Was in slaap gevallen.
Wat u in die slaap verscheen
Vluchtte weer als een droombeeld heen.
Wees niet boos, als deze nacht
U niets substantiëlers bracht:
Want wij komen met uw gunst,
Weldra terug met betere kunst.”
-William Shakespeare, Midzomernachtdroom.
Noten: