Punk mag wel weer spelen, maar vooral niets zeggen.

Afgelopen April publiceerde de NOS een artikel waar het triomfantelijk de terugkeer het punk genre aankondigde in de culturele zeitgeist. Een fraai grafiekje toonde ons immers een stijgende lijn in het aantal punknummers dat het spotify-algoritme uitspuugde, en tevens zien we een terugkeer van punkbands in de lineup van het festivalseizoen van 2023.

Zonder dat ik het echt van plan was, is het mij dit jaar gelukt om enigszins een vinger aan de pols te kunnen houden bij deze groeiende trend. Hoe waar is deze aankondiging blijken te zijn? Is punk terug? Bij deze mijn reflecties.

Omwille van transparantie even een weergave van mijn ervaringen. Mijn punk-excursie bestond uit een optreden van Hangyouth in 013, twee van de vier punkacts die volgens de NOS op Down the Rabbit Hole kwamen (namelijk Death Grips en Idles) en enkele instanties van de Cat’s Cult, kleinschalige punkoptredens in de Cat’s Back in Tilburg. Misschien geen indrukwekkend rijtje voor een waardige sample-grootte, dus ik erken dat ik wellicht niet genoeg heb gezien om een oordeel te vellen, en ik sta open voor andere indrukken die mensen hierbij hebben gehad.

Allereerst even het saaie antwoord op onze onderzoeksvraag: Ja, punk is terug. Het feit dat ik een aantal optredens heb kunnen bijwonen zonder dat het expliciet mijn intentie is geweest om naar punk-optredens te gaan, zegt ergens al gewoon genoeg. Er is duidelijk een hernieuwde interesse in het genre en de bijbehorende esthetiek, en dat gaat gepaard met een groei in aanbod voor deze acts.

Ook zal ik ruiterlijk toegeven dat ik van alle optredens intens heb genoten. De devil-may-care houding van de meeste punkbanden heeft iets bevrijdends. Artiesten zuipen op het podium, grappen met het publiek of duiken er plots in. Een bezopen toeschouwer valt plompt voorover over de boxen en microfoonstandaard van de zanger heen: Geen punt, gewoon terugwerpen die handel en doorgaan. Performances zijn alles behalve gelikt, en dit nodigt uit om als toeschouwer ook een grote dosis schijt te hebben en trekt ook volk aan met een lekkere dosis schijt. Heerlijk vond ik ook het minimale aantal telefoons in de lucht dat zo nodig moet vastleggen dat de persoon in kwestie er inderdaad bij is geweest. Deze mentaliteit mag wat mij betreft andere acts ook besmetten, aangezien ik eigenlijk niemand ken die een fan is van de terabytes aan beeldmateriaal wat elk optreden produceert, en toch is dit een buitengewoon hardnekkig probleem.

Moshen is tevens geweldig. Dit zeg ik als persoon die voor het grootste deel van zijn leven een hekel heeft gehad aan concerten en uitgaan, omdat mijn brein zich fixeerde op het feit dat ik in een bezwete hal met knetterharde muziek tegen andere natte lichamen stond te schuren. Maar dit jaar kreeg ik eindelijk de smaak te pakken. Een moshpit is een sociaal contract waarin men tezamen afspreekt om toe te geven aan onze meer agressieve en zelfdestructieve instincten en we wat meer rauwdouwerij van elkaar accepteren. Door onszelf te bevrijden van het fatsoen en etiquette die normaal gesproken de sociale normen hooghouden, ontstaat er paradoxaal gezien plots een soort verbroedering. Zo trof ik mijzelf aan met het hoofd van een vijftigjarige man in mijn handen en het mijn in de zijne terwijl we de tekst van Lord of the Game in elkaars gezicht brulden. Mensen komen bij elkaar in een staat van verwildering, brutaliteit en agressie die hier zijn plek kan krijgen en waar je je niet als uitschot hoeft te voelen om je aan deze impulsen toe te geven.

Mooie zaken dus, maar dit artikel heeft ook een kritische keerzijde. Want waar punk de kiemen weet te geven van een aanstekelijke mate van schijt en verbroedering, lijkt de groei van dit impuls toch ergens te staken. Met name wanneer het activistische karakter van punk de kop opsteekt.

Zo had de act van Hangyouth geen standaard voorprogramma. In plaats van een standaard optreden werd er een tweetal speeches gegeven. Het eerste door filosoof-activist Lotte Spreeuwenberg in de thematiek van haar recente pamflet over liefde en revolutie, en het tweede een call-to-action van enkele vertegenwoordigers van Extinction Rebellion. Menig toeschouwer was stomverbaasd. Wat werd hier nou allemaal gezegd? Bedrukte blikken en opgetrokken wenkbrauwen waren het resultaat, gevolgd door gejoel naar de sprekers. Het sloeg allemaal niet aan.

Evenzo bij Idles, toen de leadzanger tussen nummers door met het publiek even “Fuck the King” herhaaldelijk wilde gaan yellen. Dit sneed het publiek duidelijk in tweeën tussen het kamp wat er in meeging, en het deel voor wie zulke ongehoorde uitspraken duidelijk niet in de smaak vielen. Hallo, ik kom hier voor mijn plezier, niet om ergens voor te staan.

Hoewel er dus een deel van het publiek is dat een act met een boodschap wil (naar verluid viel de lezing vooraan bij Hangyouth wat beter in de smaak), is er ook duidelijk een aanzienlijk deel dat ronduit verbaasd lijkt te zijn dat de act waar ze naartoe gingen ook iets te melden heeft. Een vriend merkte bij Idles ook op dat een punkact ergens ook haaks staat op het consumentenparadijs dat festivals over de decennia heen zijn geworden. Toen ik mijn hoofd draaide om deze observatie te doen bezinken, staarde ik recht naar de gesponsorde Fuze Tea Lounge die prominent op het festivalterrein was geplaatst. Ik kon hem moeilijk ongelijk geven.

Mijn vermoeden is dat de populariteit van punk te danken is aan een deel van het publiek dat met een zeer specifiek doel komt: Hard gaan. Een zoektocht naar de grenzen van waar een intense ervaring nog plezierig aanvoelt. Lekker jezelf laten gaan gecombineerd met de sensatie van adrenaline als je bier staat te smijten en elkaar een zet geeft. Dit is het deel van het publiek dat Leg de Zuidas in de As leuk vindt omdat het gaat over iets dat in de brand staat, maar niet wát er in de brand staat

Ik wil niet te cynisch overkomen. We hebben allemaal onze eigen verzetjes en het is niet mijn intentie om iemands pret te bederven. Haal je catharsis waar nodig, zeker vandaag de dag. Maar tegelijkertijd wil ik me verzetten tegen dit sentiment. Punk heeft iets te zeggen: Het kan zo niet langer doorgaan. We moeten ons verzetten. Tegen de herboren draken van het fascisme die in schijnbaar ieder land hun vleugels weer uitslaan, tegen de concentratie van vermogen in de handen van een steeds kleiner aantal hebzuchtige varkens, tegen de horken die vrouwen het recht over hun lichaam ontnemen en tegen de naderende Apocalyps van onze eigen maak. Dit wijst erop dat we in een tijd leven waar we juist niet onze weken van sleur dragelijk moeten maken met kleine verzetjes en feestjes op de agenda.

Punk is dus terug, maar tot zover met een publiek dat haar boodschap niet lijkt te willen of zelfs te kunnen horen. En zolang die spaak blijft lopen, vraag ik me af wat het punt zal zijn van deze revival. De romeinen wisten dat je het volk tevreden kon houden met brood en spelen: Laat ze niet verhongeren en geef ze hun verzetjes. Als punk bestaat om de status quo op te breken, moet het hoeden om niet nog zo’n verzetje te worden.

Punkt uit.

Plaats een reactie