Bij deze een lijst met mijn tien favoriete boeken die ik in 2021 gelezen heb. Helaas lees ik niet genoeg om een lijst te vullen met boeken die in dit jaar uitgegeven zijn. Voel je vrij om je door mijn lofredes hieronder te laten inspireren, maar ik heb deze lijst niet opgezet als specifiek een lijst van toegankelijke aanraders.
10. Ruth Leys – Trauma, a Genealogy
Ik begin deze lijst met mogelijk het taaiste boek, een droog academisch werk over de geschiedenis van trauma. Toegankelijk is het zeker niet, aangezien het veel voorkennis vereist over de geschiedenis van de psychiatrie en voor geïnteresseerden in trauma pas relevant wordt als ze bekend zijn met enkele theorieën. Maar desalniettemin geef ik het wel een plaats op de lijst, en dat is omdat het ongekend geniaal werk is.
Door de geschiedenis van trauma ontdekt Leys een lopende rode draad, die aantoont dat theorieën rondom trauma worstelen met de vraag of trauma nu mimetisch of anti-mimetisch is. Dat wil zeggen, het pijnpunt in de theorie van trauma is de vraag in hoeverre trauma nu een deel van de leefwereld van diens slachtoffer is. Is de traumatische gebeurtenis nu eentje die buiten het persoon staat, en in diens onkenbaar geweld zichzelf opdringt? Of is trauma eerder iets wat het slachtoffer kent als iets waarin diegene een deel is geweest, en dat de symptomen die eruit voortkomen danwel een poging tot dissociatie, danwel een uitdrukking is van een ongekend schuldgevoel? De hierboven gegeven schets van de centrale vraag dekt de lading van de complexiteit van de discussie totaal niet, aangezien de meeste auteurs van trauma niet opmerken dat de vraag speelt (zoals veel hedendaagse auteurs) en vaak ook niet in staat zijn om een beslissende keuze tussen de kampen te maken. Het antwoord op het dilemma ligt waarschijnlijk nog voor ons, in een begrip van trauma dat dit onderscheid weet op te heffen en het fenomeen in diens totaliteit kan kennen.
Hoe het ook zal uitpakken, deze vragen zullen hoe dan ook op het pad komen van toekomstige theoretici van trauma. In mijn masteronderzoek naar dit onderwerp kwam ik al gauw achter diens centrale moeilijkheid, namelijk dat de betreffende auteurs vaak niet eens in staat zijn om het fenomeen van trauma te kunnen duiden. Dat is opmerkelijk, want de alomtegenwoordigheid van het woord ‘trauma’ in onze cultuur wekt de suggestie dat we allemaal op één lijn zitten in waar we over spreken. En hoewel ik niet zou ontkennen dat het toch zeker weten waar is dat men zo getroffen kan worden door een gebeurtenis dat dit blijvende littekens blijft hebben, is het nog maar de vraag hoe het komt dat bepaalde gebeurtenissen deze indruk achterlaten, en tevens op welke manier men hieraan lijdt.
9. Georges Bataille – Histoire d’Oeil
Ik ben in mijn tienerjaren aan zo veel shock-value media blootgesteld dat ik mij soms afvraag of er überhaupt nog een onderwerp is dat niet ontheiligd is. Van satirische programma’s zoals South Park, de grofgebekte raps van Steen tot de meest bloederige spektakes die videospellen je kunnen geven. Om dan nog maar niet te spreken over de doos van Pandora die het internet kan zijn aan smerige en choquerende rommel. Met dat allemaal in het achterhoofd: Ik was niet klaar voor Histoire d’Oeil[verhaal van het oog].
Dit boek riep elke reactie in mij op. Soms was ik aan het schaterlachen van de absurditeit, soms wilde ik overgeven, soms werd ik woest en soms werd ik bezeten van een duistere nieuwsgierigheid om te zien wat er op de volgende pagina zou gebeuren. Ik had geen enkel idee waar het boek over ging voordat ik er aan begon en dat droeg aanzienlijk bij aan de leeservaring. Lees dit boek als je dit je enigszins aanspreekt, maar alsjeblieft wel met de grootste content warning dit ik een werk kan geven.
Programma’s zoals South Park behandelen de onderwerpen die ze aantikken zelden met enige vorm van ernst. Wat er gebeurt in de show is zo absurd, dat het de verbintenis met de realiteit verliest en daardoor ook diens impact. In Histoire d’Oeil gebeuren genoeg weerzinwekkende en absurde dingen, maar Bataille grond deze altijd weer in de realiteit, hij geeft net genoeg details om een vorm van realisme weer terug in de situatie te brengen. Dit maakt het schouwspel dat zich ontvouwt zo wreed, de lezer krijgt geen kans om zich er van te distantiëren.
8. William Blake – The Marriage of Heaven and Hell
“The road of excess leads to the palace of wisdom.”
William Blake
Wist je dat de bandnaam van The Doors is afgeleid van het boek The Doors of Perception van Aldous Huxley, wat daarop weer is afgeleid van een citaat uit het dichtwerk The Marriage of Heaven and Hell van William Blake? Nee? Okay. Nu wel.
Het werk is afkomstig uit de 18e eeuw en is deels een gedichtenbundel, deels een verzameling aforismen en deels een theologisch argument. Het werk pleit voor een ‘huwelijk tussen hemel en hel’, oftewel dat de waardes van God en de hemel niet kunnen zonder die van Satan en de hel. Het werk pleit vooral voor een meer positieve verhouding tot het lichaam en zelfs vormen van excessief genot. Het werk is al fascinerend voor diens provocatieve verkondigingen die mij nieuwsgierig maken voor hoe het in Blake’s eigen tijd werd ontvangen. Het volledige werk is prachtig geïllustreerd door Blake’s vrouw, de beschrijvingen van de hel spreken tot de fantasie en de verzameling aforismen zetten je net zoveel aan het denken als figuren als Kierkegaard, Nietzsche en La Rochefoucauld.
Het is niet lang dus lekker lezen. Of pluk het luisterboek van YouTube en luister het terwijl je boodschappen doet of zoiets. Ik heb verder geen diepzinnig inzicht dat ik uit dit boek heb gehaald, ik vind verhalen over de duivel en de hel gewoon heel leuk.
7. Mark Fisher – The Weird and the Eerie
Het toepassen van de filosofie op kunst of entertainment is een lastige kwestie. Vaak past men in een essay een of andere filosoof toe op een werk, maar wordt dat werk slechts een voorbeeld van deze theorie. Het werk kan dan niet op zichzelf spreken en heeft schijnbaar de filosofische theorie nodig om diens ware betekenis te ontcijferen. Deze verzameling essays over diens titulaire onderwerpen -het ‘vreemde’ en het ‘naargeestige’- trapt niet in deze val.
Aangezien ik Fisher vooral ken van zijn politieke werk Capitalist Realism – Is There No Alternative? verwachtte ik ook een meer politieke inslag in deze collectie. En hoewel de thema’s van kapitalismekritiek zeker terugkomen in een handvol hoofdstukken, voert het niet de boventoon. In plaats daarvan stelt Fisher in ieder hoofdstuk een andere kunstenaar centraal. Auteurs zoals H.P. Lovecraft en Margeret Atwood, regisseurs zoals David Lynch en muzikanten met onder andere Brian Eno en the Fall. Van ieder analyseert Fisher hoe zij zich hebben verhouden tot ofwel het vreemde, ofwel het naargeestige.
Neem bijvoorbeeld het vreemde, kort gedefinieerd als ‘dat wat niet thuis hoort’. In de context van Lovecraft is het vreemde bijvoorbeeld iets angstaanjagends, het onkenbare gedeelte van het universum waar we niet aan kunnen worden blootgesteld zonder gek te worden. Maar zoals het vreemde verschijnt in de muziek van the Fall beschrijft het juist de onderste lagen van de samenleving, de delen die de samenleving uitspuugt en waarvan de gewone burger liever doet alsof het niet bestaat. In deze context wordt het vreemde iets sympathieks, een bron van mogelijk verzet.
Of men het nu een kwaliteit van het boek vindt dat Fisher deze vertolkingen van het vreemde en het naargeestige niet rangschikt naar een meer ‘ware’ of ‘betere’ representatie van het onderwerp, het effect is dat de kunstwerken in de focus de kans krijgen om zelf als filosofische posities te spreken. Deze aanpak zou ik zelf ook het liefste nabootsen. Niet een lukrake verbinding maken tussen een filosofische theorie en een kunstwerk om de aandacht te trekken, maar juist om deze werken zelf te laten spreken, om een interpretatie te geven die een nieuwe kijk op het werk mogelijk maakt.
6. Oliver Sacks – The Man Who Mistook his Wife for a Hat
Een hoop van de werken op deze lijst zijn niet makkelijk aan te raden aan anderen. Sommigen vereisen voorkennis om de inhoud te begrijpen, en anderen zijn mogelijk te pittig om door te komen. Dat geldt allemaal niet voor dit geniale werk van Oliver Sacks. Hierin beschrijft Sacks enkele opmerkelijke gevalsstudies die in zijn carrière als neuroloog voorbij zijn gekomen. De manieren waarop bepaalde functies in het brein uitvallen of overuren draaien zet aan tot interessante reflecties van hoe we zelf in elkaar steken. Sacks toont hoe bepaalde onzichtbare zintuigen de wereld aan ons onthullen, juist door te laten zien wat er gebeurt als deze zintuigen er niet meer zijn. En door kennis te nemen van deze -soms levensruïnerende- aandoeningen moedigt Sacks empathie en begrip aan voor deze mensen.
Met deze bovenstaande kwaliteiten was ik al bekend voordat ik het boek las, maar ik bleef me maar verbazen hoe veel meer het werk te bieden had zonder te ingewikkeld te worden. De referenties die Sacks naar de filosofie maakt zijn geen holle verwijzingen, maar zinvolle vergelijkingen die het begrip op zijn patiënten verrijken. Daarbij is Sacks ook een kenner van de geschiedenis van zijn vakgebied. Figuren zoals Freud, Janet, Gilles de la Tourette en Loeria passeren allen de revue. Soms om nieuwe ontdekkingen tegen hun oude ideeën te contrasteren, maar ook om hun oude werk in ere te herstellen. Sacks is zich bewust van de manier waarop het categoriseren van psychiatrische stoornissen een sociaal proces is, waarin continu bepaalde categorieën vergeten en weer herontdekt worden, waar de zoektocht naar onderlinge verbanden en relevante onderscheiden nooit afgelopen zou zijn. In tegenstelling tot het gros van de psychologische schrijvers valt Sacks niet in de val om bepaalde categorieën te reïficeren. Maar bovenal geeft dit boek hoop voor de mensen wiens wereld versplintert door deze aandoeningen. Zonder de ernst van de zaak te relativeren, laten Sacks en zijn patiënten zien hoe de scherven van het leven -waar mogelijk- gelijmd kunnen worden. The Man Who Mistook his Wife for a Hat is niet alleen een verzameling klinische gevalstudies, het is een prachtige affirmatie van het leven.
Als je dit boek nog niet hebt gelezen, maak het dan een prioriteit om dat te doen.
5. Daniel Immerwahr – How to Hide an Empire
Doorgaans interesseer ik mij in geschiedenis vanwege twee algemene redenen. Ofwel puur uit plezier, om interessante feiten en boeiende verhalen tot me te nemen. Anderzijds omdat ik het belangrijk vind om kennis te hebben van bepaalde gebeurtenissen, zoals historische rampen die zich dreigen te herhalen, of gruweldaden waarvan we op het punt staan ze te vergeten. Hoewel er in de praktijk bijna altijd wel overlap is tussen deze twee velden, heb ik zelden een boek gelezen waarin het gehalte van entertainment en relevantie zo hoog was als in Daniel Immerwahr’s How to Hide an Empire.
Immerwahr weet wat de zogenoemde ‘leuke feitjes’ zijn. Hij kan je vertellen over de periode waarin Amerika als een bezetene eilanden bedekt met vogelpoep overnam, hij vertelt je de geschiedenis van het iconische rode stopbord en geeft inzicht in de spionage-carrière van Ian Fleming, de auteur van de James Bond boekenreeks. Dit zijn allemaal geinige dingen om te weten, maar het zou je zomaar ontgaan hoe al deze feitjes ook het symptoom zijn van grote lijnen binnen de wereldgeschiedenis. De geschiedenis van het achthoekige stopbord, bijvoorbeeld, is een onderdeel van de grote naoorlogse standaardisering, een voorbeeld van de razendsnelle globalisering die daarmee gepaard ging. Het kwam voort uit de noodzaak dat ieder mens overal ter wereld een stopbord zou moeten herkennen, een noodzaak die er tot dan toe nog niet was.
”The birth control pill, chemotherapy, plastic, Godzilla, the Beatles, Little House on the Prairie, Iran-Contra, the transistor radio, the name America itself- you can’t understand the histories of any of these without understanding territorial empire.”
Immerwahr
Het boek gaat over het Amerikaanse imperialisme, en we zoeven daarin over de gehele globe heen van Alaska tot aan de Filipijnen. Zo’n breed onderwerp maakt het soms lastig om er een rode draad erin te vinden, maar Immerwahr houdt de teugels in handen door de gemene deler in al deze hoofdstukken duidelijk te maken: Het Amerikaanse imperium werd door de geschiedenis heen alsmaar meer onzichtbaar, zonder daarvoor in ruil diens controle op te geven. De stemmen van slachtoffers van dit imperialisme dreigen altijd volledig verstomd te raken, en degene waarbij dat gelukt is zullen we nooit meer meegeteld krijgen.
4. Stefan Zweig – Die Welt von Gestern
Van Stefan Zweig heb ik nu enkel dit boek gelezen: Die Welt von Gestern [De wereld van gisteren]. Het is zijn autobiografie die hij kort schreef voordat hij zichzelf van het leven beroofde tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Met een achterflap als dat zou je een naargeestig en deprimerend werk verwachten, maar de toon van Die Welt von Gestern is alles behalve dat. Door zijn leven heen heeft Zweig gevochten tegen de waanzin die Europa tot twee keer toe verzwolg in gigantisch bloedbaden. Hoe meer de wereld verandert, hoe meer Zweig reist om zo veel mogelijk met zijn kleine invloed anderen tot orde te roepen. Voor mij was zijn korte interactie met Mussolini daarin ook het meest ongelofelijk. Zweig laat zien dat hoewel de wereld diens donkere tijden kent, er altijd mensen zullen zijn die zich verzetten tegen de brute, geestdodende krachten van oorlog, fascisme en totalitarisme. Zweig heeft een oog voor wat mensen uniek en onvervangbaar maakt, en zijn portretten van onder andere Sigmund Freud, Rainer Rilke en James Joyce -die op onverwachte momenten het leven van Zweig hebben gekruist- geven een uniek inzicht in de figuren achter hun respectievelijke meesterwerken.
Zweig’s verhouding tot de oorlog en de opkomst van fascisme is vooral verbijstering en onbegrip. Hij begrijpt niet hoe bijvoorbeeld de Italiaanse bevolking in de Eerste Wereldoorlog zo opgefokt kan raken van anti-Duits propaganda, terwijl het geschil tussen de twee landen eigenlijk niets met hen te maken heeft. Je voelt dit onbegrip en de machteloosheid mee als je ziet hoe de wereld om hem heen verandert zonder dat hij er zelf iets aan kan veranderen.
Toen ik dit jaar ook the Grand Budapest Hotel van Wes Anderson voor een tweede keer zag, verbaasde het mij dat deze film klaarblijkelijk gebaseerd was op het literaire oeuvre van Stefan Zweig. Maar hoewel ik niet genoeg van Zweig ken om de vergelijking tussen zijn werk en de film exact te begrijpen, voelde ik toch veel overlap tussen het karakter van Monsieur Gustave en Stefan Zweig zelf. Met name in deze zin die wordt gebruikt om Gustave (en dus ook Zweig) te beschrijven:
”To be frank, I think his world had vanished long before he had ever entered it. But I will say, he certainly sustained the illusion with a marvelous grace.”
The Grand Budapest Hotel
Zweig was een man die leefde naar de idealen van zijn tijd, maar misschien -en dit is slechts mijn vermoeden- kwamen die idealen niet overheen met de werkelijkheid. Zijn hoge verwachtingen van het verstand en de redelijkheid van de wereld waren wellicht misplaatst, maar niets staat ons in de weg om onze wereld niet toch te maken naar hoe we deze liever zien.
3. Friedrich Nietzsche – Zur Genealogie der Moral
Ik heb mijn gehele studententijd mijn best gedaan om Nietzsche te lezen en te begrijpen, maar alle pogingen waren tot nu toe tevergeefs. De schrijfstijl maakte altijd een sterke indruk op mij, maar de daadwerkelijke inhoud bleef nooit goed hangen. Maar deze zomer brak ik eindelijk door, ik las zowel Götzen-Dämmerung [afgodenschemering], Die Geburt der Tragödie [de geboorte van de tragedie], Zur Genealogie der Moral [de genealogie van de moraal] en het eerste deel van Die fröhliche Wissenschaft [de vrolijke wetenschap] voordat mijn interesse voldoende was uitgedoofd om zich weer ergens anders op te vestigen.
Ik heb de genealogie gekozen voor deze lijst juist omdat deze centraal stelde wat voor mij het meest fascinerende en inspirerende gedeelte van Nietzsche’s filosofie is, namelijk zijn onderzoek naar hoe de mens ertoe gebracht wordt om het leven zelf te verachten. Hoe de mens in een staat van wrok -of in Nietzsche’s woorden ressentiment– zich keert tegen schoonheid en genot en deze als ‘zondig’ bestempelt. Uiteraard een felle kritiek tegen het christendom, met diens afgunst van iedere vorm van lichamelijk genot en het verlangen naar een betere ‘echte’ wereld na deze wereld. Maar hoewel de kerken steeds verder leeglopen door de jaren heen, brand het vuur van ressentiment door in zowel reactionaire als progressieve politieke cirkels.
2021 zag tevens twee fantastische video essays op YouTube over dit werk, zowel de video Envy van Contrapoints als Berserk as a Nietzschean Tragedy van Jonas Ceika. Als ik dezelfde soort lijst zou maken voor YouTube videos zouden beide erop staan. Kijken dus.
2. Herman Melville – Moby-Dick
”He’s dead, Mr. Stubb,” said Tashtego.
Moby-Dick – Hoofdstuk 61
”Yes; both pipes smoked out!” and withdrawing his own from his mouth, Stubb scattered the dead ashes over the water; and, for a moment, stood thoughtfully eyeing the vast corpse he had made.
Op een dag kies je een baan, hier werk je dan voor pak ‘m beet vijfenveertig jaar en daarna -als je meer jaren achter je hebt dan nog voor je- zul je vrede moeten maken met het volstrekt absurde feit dat dit je leven was. Als ik in één zin zou moeten samenvatten waar Moby-Dick in de kern over gaat, dan is dit mijn beste poging.
In het boek volgen we Ishmael, een zeeman die zich wijdt aan de walvisvaart om van de ‘november in diens ziel’ af te komen. Hij stapt aan boord van de Pequod, wiens kapitein geobsedeerd is met de jacht op Moby-Dick, de witte walvis die hem eerder in zijn leven heeft geamputeerd. Herman Melville was in zijn eigen leven ook een walvisjager geweest, dus een meer nauwkeurige en levendige beschrijving van het leven van de negentiende eeuwse walvisjacht bestaat waarschijnlijk niet. Het is een beroep doordrenkt van tegenstrijdigheden. Enerzijds is de walvisjager een bespot beroep, een brute slager die voor een schamel loon jarenlang op de oceaan ronddoolt. Tegelijkertijd is de walvisjager het dichtste wat we ooit in de buurt zijn gekomen van een heuse mythische drakenjager. De ongerijmde dagen op zee worden plots doorbroken met een explosie van geweld waarin de jager diens leven riskeert om de strijd aan te binden met de meest imposante en groteske wezens op aarde. Maar de walvis staat ook niet gelijk aan de leviathan van de bijbel, want het ontgaat Ishmael niet dat dit wijze en mysterieuze wezens zijn, voor wie Ishmael ook een diep ontzag en empathie ontwikkelt.
Ishmael overpeinst de betekenis van zijn reis over het gehele boek. We zien zijn reflecties op de fysieke arbeid die hij verrichten; hoe het weven van matten bijvoorbeeld aanleiding geeft voor een meditatie op het weven van het lot. We zien Ishmael oog in oog met zijn multi-etnische medebemanning. Hij wordt geconfronteerd met het feit dat de mensen over wie hij geleerd heeft dat ze minder zijn dan de witte man desalniettemin zowel moed, daadkracht als intelligentie vertonen.
Moby-Dick is meer dan een verslag van de walvisvaart als roeping, het blijft niet bij een droge beschrijving van de dagelijkse routine van de walvisjager, maar het gaat over het leven van de walvisvaarder. Hoe krijgt de walvisvaarder vrede met diens bestaan? Ishmael is omringt door anderen die allen hun eigen vorm van waanzin ontwikkelen om het leven te volharden. Of het nu de laconieke (of kille) Stubb is, de geobsedeerde Ahab of Starbuck, die aan de rede klampt alsof het een reddingsboei is. Maar noch de verklaringen van de opbloeiende wetenschap, noch de symbolisering van de kerk, kunnen eenduidige antwoorden geven naar de zin en betekenis van deze hele onderneming. Want zelf al wordt de walvis -over een tiental hoofdstukken heen- stukje voor stukje geslacht en ontmanteld, verandert de gapende mond van de walvis in een portaal naar een duistere en onkenbare wereld.
So man’s insanity is heaven’s sense; and wandering from all mortal reason, man comes at last to that celestial thought, which, to reason, is absurd and frantic; and weal or woe, feels then uncompromised, indifferent as his God.
Moby-Dick – Hoofdstuk 93
‘Allemaal leuk en aardig Cas, maar ik heb toch geen tijd om door zo’n dikke pil heen te ploeteren?’ Goed punt, stem in mijn hoofd, maar besef even dat van de honderdzevenendertig hoofdstukken van Moby-Dick, slechts een handjevol daarvan boven de tien pagina’s lang zijn. Dit boek laat zich makkelijk opbreken in korte leessessies. Het gros las ik zelf in de kwartiertjes pauze op mijn werk. Geef jezelf over aan het feit dat het plot zich niet vlot ontwikkeld (hoewel de zoektocht naar de witte walvis vaak wordt aangehaald als het punt van het boek, denk ik dat deze beschrijving misleidend kan zijn). Laat je meenemen door de eindeloze variatie in stijl en toon die Melville naar zijn lezer werpt en geniet van een van de absolute en welverdiende klassiekers van de wereldliteratuur.
1. Giorgio Agamben – Idea della Prosa
”Leven in de intieme sfeer van een vreemd wezen, niet om het naderbij te komen of te leren kennen, maar om het in zijn vreemdheid en afstand te laten, of liever: het onopvallend te laten – zo onopvallend dat het helemaal opgaat in zijn naam. En dag na dag, zij het met zeker ongenoegen, niets anders zijn dan de altijd open plek, het onvergankelijke licht waarin dat ene wezen, dat ding, voor altijd blootgesteld en gevangen blijft.”
Idee van de liefde
Dit is één van de drieëndertig raadselachtige fragmenten waaruit Idea della Prosa [Idee van het proza] bestaat. Hun gemene deler is het onderwerp: Stilte, sprakeloosheid of verstomming. Hier ziet Agamben een uitweg op de taal, die hij beschouwt als onze gevangenis. We zitten namelijk vast in onze culturele tradities (al kunnen we deze niet definiëren) en zijn slachtoffer van de wet of deze ons nu insluit en uitsluit. Maar waar de stem stokt en de taal hapert, daar ligt ook wat ons tot spreken brengt, wat een afstand tot de taal kan geven die ware reflectie erop mogelijk maakt.
Ik zal niet pretenderen dat ik het hele werk doorgrondt, en de zweverige toon die ik hierboven aanneem zal waarschijnlijk een afschrikwekkend middel zijn voor het gros van jullie. En misschien is dat prima. Dit boek zal je de wereld niet op toverslag laten doorgronden, en evenmin geeft het ook maar enig praktisch handvat om je eigen leven en dat van anderen beter te maken. Maar desalniettemin durf ik te zweren dat dit boek feilloos raakt aan de inherente raadselachtigheid van ons bestaan. Agamben vraagt zich af hoe het komt dat de taal ons zo bezweert. Hoe komt het dat we deze zo bereidwillig gebruiken terwijl we deze nauwelijks begrijpen? Waarom zijn de dingen die ons zo diep raken gelijktijdig de zaken waar woorden tekort schieten?
2021 was het jaar waar ik eindelijk student af was, een fase van mijn leven waarin ik mij als een vis in het water voelde. Wat deze volgende, werkende fase ook is, ik zal er opnieuw in moeten leren lopen. Ik ben bang voor het onbekende. Ik ben bang om mijn liefde voor de filosofie te verliezen als de omgeving met wie ik die liefde kon delen dreigt te verdwijnen. De meeste afgestudeerde filosofen die de academie verlaten worden ambivalent ten aanzien van de filosofie, ze gedragen zich er tegenover alsof het de grote Tour de France van de luchtfietserij is. En omdat ik niet kan weten hoe ik later zal zijn, zou het best kunnen zijn dat wat nu zo betekenisvol voor mij voelt -de filosofie- zich zal onthullen als slechts voeding voor mijn eigen geldingsdrang. Dat mijn studietijd slechts een voetnoot wordt in mijn leven en dat de waarde van de filosofie niets meer bleek te zijn dan bezigheidstherapie.
Hier zit ook ongetwijfeld wel een kern van waarheid in, en de waarde die ik aan filosofie hecht is al gerelativeerd over de jaren. Vroeger hoopte ik dat de filosofie de grote vragen die mij ’s nachts wakker hielden daadwerkelijk ging beantwoorden en dat ik er een handleiding voor het leven uit zou kunnen afleiden. Het is belangrijk om de waarde van filosofie niet te overschatten, te realiseren dat het ook maar een onvolmaakte sociale institutie is waarvan niet alle aspecten even aangenaam zijn.
Maar als Idea della Prosa iets voor mij betekende, dan is het wel dat ook dit waarschijnlijk wel zal meevallen. In mijn favoritie passage, het Idee van de studie, beschrijft het studeren niet als een vergaring van kennis, maar als een val in onwetendheid. En deze passage geeft woorden voor mij wat de filosofie betekent, ook al zijn zulke definities misschien gedoemd om nooit helemaal de lading te dekken.
Laat ik het dan zo stellen. Wat de filosofie voor mij onmisbaar maakt, is niet de kwaliteit om je bepaalde inzichten te leren, maar juist te ontleren. Als de grote wijsheid van Socrates was dat hij wist dat hij niets wist, dan is dat volgens mij omdat de filosofie je kan bevrijden van bepaalde kennis. Met name kennis waarvan je niet wist dat je het wist, kennis waarvan je niet alleen denkt dat het waar is, maar ook denkt dat het waar moet zijn.
En dat is hoe de stilte spreken kan.