Het was na het werk gebeurd, toen de man op de uitkijk stond voor de bus naar huis, was zijn arm eetbaar geworden. Hij had een verdovend gevoel door zijn gehele bovenarm gevoeld, alsof deze in slaap was gevallen. Tegelijkertijd werden de binnenkant van zijn handschoen en mouw nat, en dit spoorde de man aan om zijn mouw op te stropen en zijn handschoen uit te doen. Zijn arm was van zijn elleboog tot de toppen van zijn vingers gebakken. Zijn huid had de kleur van gegaard vlees -een sappig gebakken steak- met zwarte geschroeide strepen van waar het op de gril had gelegen. Zijn arm glansde van de jus die er nog aan kleefde, en kleine zwarte en witte spikkels duidden aan waar zout en peper waren aangebracht. Hij balde zijn vingers tot een vuist, en het sap van het vlees stroomde uit zijn arm waar zijn spieren waren aangespannen.
De man moest snel zijn handschoen weer aan doen toen de bus plots voor zijn neus stond. Hij haastte naar binnen en ging op een stoel in de hoek van de bus zitten. Angstig trachtte de man zijn gezonde verstand te behouden. Hoe kon dit zijn gebeurd? Hij was er toch altijd voorzichtig mee geweest!
Een grijsaard voor hem hief zijn neus op en rook kort drie maal na elkaar, waarnaar deze opmerkte iets lekkers te ruiken. Anderen in de bus stemden in, en de man duwde angstig zijn eetbare arm in de hoek van de bus, terwijl jus uit zijn mouw droop.
Eenmaal thuis na een stressvolle rit kwam de man tot zichzelf, maar tot zijn schrik kon hij ook niet ontkennen dat de geur hem hongerig had gemaakt. Zijn maag knorde ongeduldig en een lading speeksel had zich opgebouwd in zijn mond. Maar daarna begon het hem te duizelen en werd hij overvallen door een misselijkheid. Ander vlees kon deze honger niet stillen, want elk stuk vlees deed de man denken aan zijn eigen arm.
Hij ging sindsdien vegetarisch door het leven, maar soms als er druppels jus in zijn pan groentesoep vielen overtuigde hij zichzelf ervan dat hij zich had vergist en at de soep toch op. En het deed er niet toe hoe veel de man ook at, iedere avond ging hij toch met honger naar bed. Dan keek hij naar de arm, op zijn buik gelegen (om het beddengoed schoon te houden), en vroeg zich af of het gegeten vlees de volgende dag terug zou groeien. Als hij uiteindelijke slaap vatte, wekte dezelfde geur hem de volgende ochtend weer, en werd de man begroet door de aanblik van zijn eetbare arm.
Soms lag er een smeltend klontje boter bovenop.